Groep 1-2
Heterogene groepen
De groepen 1-2 zijn heterogeen, dat wil zeggen: kinderen van vier, vijf en zes jaar zitten bij elkaar. Dit is een bewuste keuze. Het onderwijs in deze groepen is anders georganiseerd dan in de hogere groepen. Dit past bij het specifieke karakter van de kleuter. Kleuters zijn experimenterend bezig met de materialen en worden daarin door de leerkracht begeleid en gestimuleerd. Door de samenstelling van de groep kan een jonger kind spelenderwijs van alles oppikken van de oudere kinderen. Voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van een ouder kind is het goed om een jong kind te hebben.
Spelend en ontdekkend leren
Tijdens de kleuterperiode krijgen de kinderen de
gelegenheid zichzelf spelenderwijs op eigen wijze te ontwikkelen. Daarbij
onderscheiden we een aantal belangrijke gebieden: sociaal-emotioneel,
motorisch, taal/rekenen en creatief. Er wordt altijd gewerkt vanuit een thema.
Dit past bij het denken van de kleuter. Binnen de thema’s worden de voor
kleuters benodigde kennis en vaardigheden aangeboden. Wij werken hiervoor op
het gebied van taal en rekenen aan de tussendoelen zoals die tegenwoordig
gehanteerd worden. Zeker in het begin van de kleuterperiode wordt de nadruk
sterk gelegd op de sociaal-emotionele ontwikkeling en gewoontevorming.
Een kleuterlokaal vertoont veel overeenkomst met
een peuterspeelzaal. Toch zijn er belangrijke en opvallende verschillen in
werkwijze. De eerste week na de zomervakantie zijn de ouders van harte welkom
om hun kind naar binnen te brengen. Er is een inlooptijd van 08.20-08.30 uur. Bij
de bel van half negen start de les en verwachten wij dat alle ouders weg zijn. Vanaf
de tweede schoolweek nemen de ouders afscheid op het schoolplein. Uitzondering
hierop zijn de zgn. inloopmomenten: momenten waarop ouders welkom zijn in de
groep en samen met hun kind een werkje doen. Door middel van startactiviteiten
bedenken de leerlingen met de leerkracht wat zij dit thema willen leren en hoe
zij dat gaan doen. Er wordt hierbij veelal vanuit hoeken gewerkt die in het
teken van het thema staan en door de leerlingen zelf worden ontworpen. De
diverse doelen worden geïntegreerd in de door de leerlingen ontworpen hoeken.
Dagelijkse activiteiten
- De kring: samen praten, verhalen, boeken, versjes, liedjes, spelletjes, taalactiviteiten, rekenactiviteiten, wereldverkennende activiteiten.
- De speelwerklessen: hierin werken de kinderen met ontwikkelingsmaterialen, spelen in de
diverse themahoeken, met de computer werken, knutselen, tekenen enzovoorts.
Tijdens de werkles zijn de kinderen een periode zelfstandig aan het werk, wat
de leerkracht de ruimte geeft met één of meerdere kinderen apart te werken of
kinderen te observeren.
- De gymles en het buiten spelen: zowel belangrijk voor de ontwikkeling van de
motoriek als voor het samen leren spelen.
De kinderen worden geobserveerd in hun
activiteiten en waar nodig gestimuleerd en begeleid. Daarbij wordt rekening
gehouden met de individuele ontwikkeling van het kind: een kind van net vier
jaar mag tijdens een werkles vaak van activiteit wisselen en wordt meestal nog
niet tot een werkje verplicht, terwijl van een zesjarige meer wordt verwacht.
Van een ouder kind verwachten we dat hij/ zij een werkje afmaakt en ook
verplichte moeilijke werkjes doet.
Om de kinderen houvast te geven, hangen er in de
groepen kaarten, de zogenaamde dagritmekaarten, waarop te zien is welke
activiteiten in welke volgorde plaats zullen vinden. Tijdens de werkles
gebruiken we een planbord, waarop kaartjes hangen met de mogelijke werkjes. De
kinderen kunnen hun naamkaartje onder het werkje hangen dat zij willen gaan
doen. Een kind zit gemiddeld 2 jaar in een kleutergroep. We bekijken via een
zorgvuldige procedure welke kinderen toe zijn aan groep 3. Tijdens deze
procedure is er regelmatig overleg met de ouders. We gaan altijd uit van het
belang van het kind en zijn/haar ontwikkelmogelijkheden.
Kleuterboekje 21-22.pdf